Toevallige ontmoeting met de Alpenwatersalamander
Als voorbereiding op de zoektocht naar een diersoort die ik graag wil fotograferen, gebruik ik Internet en de diverse boeken in mijn huisbibliotheek voor een een uitgebreide studie naar de leefgewoontes. Maar vanzelfsprekend vormt ook de verkenning van het leefgebied onderdeel van de voorbereiding.
Zo staat op mijn verlanglijst voor dit jaar de Vuursalamander die in Nederland alleen nog maar voorkomt in de Zuid-Limburgse hellingbossen. En aangezien in het bos natuurlijk ook voldoende voortplantingsplekken aanwezig moeten zijn, heb ik me geconcentreerd op een van de hellingbossen in het Maasdal.
Tijdens een van de verkenningstochten in het betreffende gebied heb ik, zoals eigenlijk wel verwacht, geen enkel exemplaar aangetroffen. Eigenlijk wel logisch, want overdag houden Vuursalamanders zich schuil onder stenen, boomstronken en alleen 's nachts of na een zomerse regenbui komen ze uit hun schuilplaats tevoorschijn.
Bij het volgen van de loop van een van de vele bronbeekjes trof ik op een met mos bedekte boomstronk echter wel een vrouwelijk exemplaar van de Alpenwatersalamander (Ichthyosaura alpestris) aan.
En aangezien ik altijd mijn fotospullen meesleep, heb ik aan deze toevallige ontmoeting ook enkele foto's overgehouden.
De grote versies van de foto's staan hier.
De Alpenwatersalamander is een middelgrote salamandersoort die vanwege de helder oranje gekleurde buik met weinig andere salamandersoorten te verwarren is.
Mannelijke exemplaren bereiken een lengte van 9 - 10 cm terwijl de vrouwtjes, met een maximale lengte van 12 cm, iets groter zijn.
In Nederland ligt het zwaartepunt van de verspreiding van de Alpenwatersalamander in Limburg, Noord-Brabant en oostelijk in Gelderland en Drenthe. Maar ook uit Zeeland, Flevoland, Noord- en Zuid-Holland en Utrecht zijn waarnemingen bekend.
Hij heeft een voorkeur voor zandige leemgronden, leeft voornamelijk in vochtige, koele bosgebieden en vegetatierijke bergdalen en is in het voorjaar in allerlei typen water te vinden, zolang het maar helder en niet snel stromend of visrijk is. Ze worden ook in vijvers en andere kunstmatige oppervlaktewateren en zelfs in met water gevulde karrensporen aangetroffen.
Zodra de dieren in februari/mei ontwaken uit hun winterslaap, die in september/oktober begint, kruipen ze uit hun winterverblijf (onder stenen, hout en in niet bewoonde holen van knaagdieren) en wordt direct het water opgezocht. Vanaf dat moment zijn ze zowel dag- als nachtactief.
De mannetjes zijn in deze waterfase donkerblauw en hebben dan een zwart-wit geblokte rugkam en een band van zwarte stippen op de flanken. De vrouwtjes hebben een meer blauwgrijs tot grijsgroene kleur en lijken vaak gemarmerd.
In juni gaan de dieren vervolgens weer aan land en de beide geslachten zijn dan iets donkerder van kleur terwijl de zwart-wit geblokte rugkam bij de mannetjes dan nog maar zeer vaag zichtbaar is. Ze zijn dan schemer- en nachtactief en verstoppen zich overdag onder stenen en houtstronken.
Alleen na een regenbui komen de salamanders soms overdag tevoorschijn.
In het voortplantingsseizoen legt het vrouwtje in een tijdsbestek van een paar dagen tot wel 250 eitjes, die elk afzonderlijk of in groepjes van 3 tot 5 stuks met de achterpoten tussen water-plantenbladeren worden gevouwen. De eieren komen, afhankelijk van de watertemperatuur, na 2-4 weken uit. De pas uitgekomen larven zijn 7-10 mm groot en voeden zich in eerste instantie met algen maar schakelen al snel over naar levende prooien zoals watervlooien en vlokreeftjes.
Na ongeveer 3 maanden metamorfoseren de inmiddels 4-5 cm grote larven om in september of oktober aan land te gaan.
Na twee tot drie jaar zijn de jonge dieren geslachtsrijp.
Comments
Add a Comment